Historie

 

De Barbet is een zeer oud ras. Kynologen zijn het niet geheel eens over zijn afkomst, maar vermoedelijk waren zijn voorouders Afrikaanse herdershonden en kwam hij met de Arabieren mee naar Zuid-oost Frankrijk.

 

Ten tijde van de Merowingers was Gallië bedekt met enorme wouden en de landbouw was nog maar weinig ontwikkeld. De belangrijkste vorm van bestaan was de jacht. De meest voorkomende hondenrassen waren lopende honden, doggen en windhonden. In die tijd bestonden er nog geen herders-, voorstaande of gezelschapshonden.

 

Dat was gunstig voor de ontwikkeling van de Barbet: gemakkelijker te voeden dan de dog en minder druk en onstuimig dan de lopende hond, kon de Barbet voor de jacht

ingezet worden. Dit tot groot genoegen van de boeren, voor wie het in die tijd verboden was om bepaalde jachthondenrassen te bezitten en/of te gebruiken, omdat dat slechts aan de hoogste standen was voorbehouden. De eigenschappen van de Barbet als apporteerhond en als beschermer van vee en erf, zorgden ervoor dat hij de ideale hond van de “kleine man” werd.

Sinds de middeleeuwen was de Barbet in Europa bekend onder de naam “Waterhond”. Zijn rasnaam Barbet kreeg hij in de 16e eeuw. Er zijn diverse tekeningen van Barbets gevonden uit die tijd. Hij werd afgericht voor de jacht op eenden en zwanen. De Franse natuuronderzoeker Buffon (1707-1788) vermeldt in zijn “histoire naturelle”, dat de Barbet door de fokker Spallannzani in 1779 voor de eerste kunstmatige bevruchting gebruikt werd. Aan het einde van de 19e eeuw was hij alleen nog als jachthond bij stropers en boeren te zien en stierf het ras bijna uit. De Barbet is waarschijnlijk de voorouder van diverse langharige rassen met een min of meer wollige en gekrulde vacht (Poedel en Bichon) en is direct verwant aan herdershonden zoals de Briard.

 

De eerste direct afstammeling van de Barbet is zeker de Espaignol, een snelle Spaanse jachthond, die op zijn beurt de voorouder van de Spaniels is. Gelijktijdig geldt ook de Newfoundlander als afstammeling van de Barbet, omdat er in de 18e eeuw op vele Franse en Engelse schepen Barbets aan boord waren. Bovendien voeren Baskische vissers in die tijd vaak naar het eiland Newfoundland. In de Pyreneeën heeft de Barbet zeker bijgedragen aan het ontstaan van de Catalonische Herdershond (aan de Spaanse kant) en aan het ontstaan van de Pyrenese Herdershond (aan de Franse kant). In het Bekken van Parijs (de laagvlakte waarvan Parijs het middelpunt is) hielp hij bij de ontwikkeling van de Briard. Bovendien kan men aannemen, dat kruisingen tussen de Barbet en de Laufhund tot de Griffon leidden.

In de 18e eeuw werd de vachtkleur van honden een criterium voor hun populariteit. Unikleuren zoals zwart en wit hadden de publieke voorkeur. Zwarte en witte Barbets werden met Spaniels en andere staande honden gekruist tot de zogenaamde kleine Barbet en de Poedel. Later werden deze beide rassen uit elkaar gehouden: de poedel met krulvacht en weinig wol paste beter bij de toenmalige smaak en werd daardoor populairder. De Barbet werd zeldzamer en tegen het einde van de 19e eeuw, toen ook de waterjacht minder voorkwam, verdween hij bijna van de Franse kynologische raslijst. Tegenwoordig verheugt de Barbet zich weer in een stijgende populariteit, dankzij zijn prettige vrolijke karakter en door het zorgvuldige werk van verantwoordelijke fokkers.